donderdag 7 juni 2012

Leegstand

DSC09259 (2) De woonkamer wasemt de sfeer alsof de bejaarde bewoner uit zijn luie stoel is opgestaan om een pakje shag te kopen, om nooit meer terug te keren. Ik kan hem bijna zien zitten: het gelaat getekend door de straffe wind die vanaf de Schelde op het dorpje neerblaast, een vaalblauwe overall verraadt zijn vroegere beroep, toen hier langs de dijk nog koeien graasden. Talloze vliegen en muggen hebben zich als kamikazevliegtuigen te pletter gevlogen tegen het glas. Er staat een glazen schoteltje in de vensterbank en de zwartgrijze aanslag doet vermoeden dat dit ooit als asbak heeft gediend. Er staat een oude leunstoel met velourse kussens in een verwelkt bloemenmotief, een eikenfineerhouten salontafel in het midden van de kamer en voor de ramen de iets teruggeschoven vitrage, alsof er af en toe nog iemand naar buiten gluurt. Op het vinyl in de gang ligt een enorme plas reclamefolders. Opschietend Ganzenvoet tussen de grindtegels in de achtertuin verraadt dat de natuur reeds de eerste slag om de verloren ruimte heeft gewonnen.
De volheid van de leegte
Ik begrijp alle negatieve consequenties voor huiseigenaren, stedelijke en provinciale overheid, en toch kan ik me niet onttrekken aan de mateloze fascinatie die in mij opborrelt bij het zien van een leegstaand huis. Ik voelde het al zodra ik hier de straat in zwenkte. Het huis staat aan de rand van het dorp, benedendijks op steenworp afstand van de Schelde waar de megacontainerschepen achteloos heen en weer varen. En op enkele tientallen meters afstand begon er al iets aan mij te trekken. Alsof het mij wenkt staat daar het huis, klein en kaal steekt het af tegen de opgepoetste gevels rechts van mij. Verlaten huizen herken je direct: ze ademen leegte. Ze zijn de buitenbeentjes van het dorp: waar andere huizen zorgvuldig opnieuw gevoegd, geschilderd of verbouwd worden blijven zij hardnekkig in hun aftakeling verankerd, uitdijend in verwildering en vergane glorie.
Geesten
En juist in die leegte lijkt de volheid van verhalen te huizen. Als pioniers zijn het de verhalen die zonder omhaal een verlaten huis betrekken, nog vóór de muizen, nog vóór het woekerende onkruid in de tuin hebben de verhalen als eerste hun residentie gevonden. Weinig kieskeurig voor verval of ongemak nemen ze zonder klagen hun intrek, en bij elk knagen van de tand des tijds lijken ze er in grotere getalen te huizen, zich te vermenigvuldigen en hun woonomgeving uit te bouwen naar de omringende straten, steeds verder tot aan de rafelranden van het dorp, waar ze nietsvermoedende passanten aanklampen, listig meelokken naar het lege huis, je steels over het scheefgezakte tuinhekje te doen stappen om je neus tegen het raam te drukken. Als dansende geesten wijzen ze je dan weer op dit, dan weer op dat, onderwijl lispelen de verhalen over vroegere bewoners, over hun levens, hun hoop, dromen en verwachtingen, en veelal ook over hun verdriet. Aan de overkant staat een nieuwe woning, het ruikt er nog naar pas gestort beton terwijl de petunia’s al jubelend bloeien in hun witte potten zonder groene aanslag langs het keurig aangeharkte gazon. In de vensterbanken staan de vazen met orchideeën, daar gaan elke avond met de regelmaat van de klok de rolluiken dicht, alles blinkt en glimt en staat in het gelid, net zoals bij de buren, en de buren daarnaast en de buren daar tegenover. De verhalen blikken misprijzend naar die woningen aan de overkant en schudden hun hoofd. “Nee, daar wonen wij niet,” verzuchtten zij. “Wij wachten geduldig af tot ook deze mensen ruimte maken voor verhalen. En tot die tijd wonen we hier.”



vrijdag 25 mei 2012

Het ontstaan van Ter Hole

Een besluiteloze rotonde
Pas toen ik het overvolle station in Breda in liep begon het me te dagen. De gehele busrit via verlaten grensgebieden, via een pulserend Antwerpen tot aan gonzend Breda, heeft de vraag zich steeds opnieuw aan mij opgedrongen: waarom Ter Hole? Ter Hole (2) Op Google-maps zag ik: vier straten, één provinciale weg schampt het dorp aan de westzijde. De weg wekt de indruk uit zuidwestelijke richting rechtstreeks naar het centrum van het dorp te razen, zich met één blik naar rechts te bedenken en plotsklaps met een hoek van 90 graden richting Hulst te zwenken. Wat er in die plotselinge beweging loskwam vormt een besluiteloze rotonde aan de noordwestzijde om vervolgens in een trefzekere lijn naar Kuitaart en Kloosterzande te schieten. Wat er in die rotonde aan snelheid verloor is met een slakkengangetje dan ook maar richting Hulst gekacheld, en in alle verwarring slalomde het twee maal om zijn as, zeeg vermoeid neer en zo ontstond het gehucht Ter Hole. Ik begrijp van de vorm en ligging van de Notendijk dat men er een residentie trof voor een handvol huizen en een kleine kerk.
Noodkerk: nood voor wie of wat?
Het schijnt niet eens de bedoeling te zijn geweest om deze kerk permanent in gebruik te nemen, en misschien dat dit het is wat je in het dorp voelt: het is alsof de bewoners nooit echt hebben besloten om te blijven. En toch zijn ze er nog: aan de stipte regelmaat waarmee de rolluiken zich ’s avonds sluiten en ’s ochtends weer opgetrokken worden kan ik zien dat er mensen zijn. Soms hoor ik wat kinderstemmen vanuit de speeltuin opdampen en af en toe klinkt het regelmatige en doelgerichte geklak van hakken op het trottoir voor het huis, maar steeds als ik de vitrage iets oplicht om te kijken wie daar loopt, is de straat alweer verlaten. Auto’s lijken op mysterieuze wijze verplaatst te worden, de achtertuin van de buren is als een stilleven uit tijden dat er geklust, gefietst en wijn gedronken werd, maar nooit zie ik er iemand het huis uit komen of er naar binnen gaan.
Afzettingen
 hulst001_k001Als je het ontstaan van een nederzetting zoals Ter Hole vergelijkt met het ontstaan van kreekruggen, is er in de tijd dat er een stroom door dit gebied ging (van en naar de pont) een kreekrug onstaan waar nu Ter Hole ligt: de afzettingen zijn de mensen en hun huizen. Nu trekken er weer mensen weg en staan er huizen langdurig leeg. Of het nu door een stroom komt die de afzettingen weer meeneemt, of wellicht door een andere vorm van erosie: het ziet er niet naar uit dat er zich nieuwe bewoners zullen gaan vestigen, nu het dorp de oorspronkelijke functie verloren lijkt te hebben. Ik weet nu: juist Ter Hole. Als een vreemde lus op de kaart oogt het als een plaats waar je wellicht per ongeluk terechtgekomen bent, maar waar je niet zomaar weer vandaan komt.


Historisch Ter Hole weergeven op een grotere kaart


maandag 21 mei 2012

Stilte in Hulst

Van verre af gezien steekt de torenspits van de kerk van Hulst als de vork van Hades in de Zeeuwse cumuluswolken. Voor mij strekken zich lange dijken uit, omzoomd met ratelpopulieren. Ik zie een biddend valkje boven vlassige velden, en een tweetal trotse kauwen stapt hooghartig tussen de geulen omgewoelde aarde van een grijsbruine akker. Het vestingstadje Hulst heeft iets weg van Naarden-vesting, maar dan zonder de lui slapende poezen op bankjes voor ramen omlijst met bloempotten. Op mijn route vanaf de dubbele poort strompelt een oude van dagen, het ritmisch tikken van haar stok op de kinderkopjes weergalmt tegen de gesloten rolluiken van de omringende huizen op het Godsplein. Het is acht uur ’s avonds en in het hele centrum van Hulst is nauwelijks een ziel te bekennen. Binnen een straal van 500 meter tel ik drie seksshops, maar niet de eetgelegenheid die ik zoek. De meeste restaurants buiten het centrale plein zijn gesloten op dinsdag. Bij het Chinese restaurant in de winkelstraat vraag ik of ik nog wat kan eten. Het meisje dat er net zelf achter een bord dampende bami gaat zitten, zegt met volle mond dat het wel kan, maar dat ik wel snel moet bestellen. Ik maak rechtsomkeert: terug naar het restaurant aan de rand van het centrum. Daar stond weliswaar radio 538 hard aan, maar de serveerster had er zo aardig geleken toen ik er eerder even binnenliep, en je hebt er het mooiste uitzicht over het Princebolwerk. DSC09028Ik zit aan smetteloos damast, vóór mij glimmend servies, glazen en fonkelend bestek. Ik ben de enige gast in het restaurant en het is er stil: de vriendelijke serveerster heeft op mijn verzoek de radio uitgezet. Ik hoor het zacht brommen van een koeling, ergens klinkt het rammelen van potten en pannen, af en toe komt er een auto langs. Dan houdt het gezoem op en hoor ik de wind. Buiten ligt de vestingwal met lang wuivend gras in goudgeel strijklicht, en uitbundig fluitenkruid deint in de westenwind, dat hier vrijwel ongehinderd vanaf de Noordzee aanrolt. Op mijn weg terug, net voor Ter Hole, begint het te regenen en ik stap van mijn fiets om even onder een meidoorn te schuilen, waar mij het gedicht van J.C. Bloem te binnen schiet:
Wanneer wij ´s avonds ´t dorp
in kwamen geurden
De linden, of wij zagen voor het huis
De meidoorns, die hun vage
bloesems beurden
in scheemring van zacht bladerengesuis.
Het leven stuurt ons hooploos heen en weer.
Waar zullen ons de laatre lenten vinden?
Ik vraag niet langer: Ik weet slechts: niet meer
Zien wij tezaam die meidoorns en die linden.

Het is tegen tien uur ’s avonds als ik het dorp in fiets. Alle rolluiken van de huizen zijn dicht; Ter Hole is hermetisch afgesloten van de buitenwereld. Op het zacht bladerengesuis na is het stil.